Papicha: Een modeshow met haiks

Door Lotte Bode

De in eigen land verboden Algerijnse film Papicha (2019) toont hoe tijdens de jaren negentig jonge vrouwen vochten tegen de onderdrukking door moslimfundamentalisten. Alleen al de censuur bewijst hoe relevant die repressie vandaag nog steeds is. Waardoor Mounia Meddours debuut naast een sterke film ook een aangrijpende verzetsdaad is.

Na de Cannes première van Papicha verbood de Algerijnse overheid het vertonen van de film die nochtans de Algerijnse inzending voor de Oscars was. Van de Academy mocht de film in de running blijven maar Papicha verzilverde zijn nominatie niet. Gelukkig brengt MOOOV Filmfestival deze Belgische coproductie wèl.

Papicha speelt in het Algiers van 1997, tijdens de elf jaar durende burgeroorlog. Nedjma is een jonge studente Franse literatuur. Samen met haar beste vriendin Wassila sluipt ze ’s avonds de campus uit om zelfgemaakte, kleurrijke jurken te gaan verkopen in de toiletten van nachtclubs. Ze doen een hoofddoek aan als ze voorbij een controlepost passeren en op de terugweg regelen ze een lift met gegoede jongemannen. Op de campus trekken ze lachend affiches met kledingvoorschriften van de muur en midden in de nacht maken ze hun vriendin Samira wijs dat die moet gaan bidden. 

Zoveel is duidelijk, dit zijn zelfbewuste, speelse vrouwen die zich niet laten onderdrukken door fundamentalisten. Een vierde vriendin droomt ervan om te emigreren naar Canada, maar Nedjma ziet absoluut geen reden om te vertrekken. Wanneer haar rijke vriendje later in de film vraagt om hem naar Frankrijk te volgen met “je ziet de kans niet die ik je geef!” betekent dat zelfs het einde van hun amourette. 

‘Papicha’ is Arabisch voor mooi, hip meisje. Het is wat een hoopvolle knul roept naar de bloedmooie Nejdma wanneer ze voorbij wandelt. Extreem onschuldig in vergelijking met wat andere mannen haar aandoen. Die jouwen haar uit op de bus en bevelen vanuit een misplaatste bezorgdheid dat ze zich moet bedekken. Het komt zelfs tot een aanranding. Toch zijn het wantrouwige vrouwen die Nedjma’s studentenkamer binnenvallen wanneer zij en haar vriendinnen een zangsessie houden. En wie had verwacht dat de onbekende moslima aan de voordeur een geweer zou richten op Nedjma’s zus Linda, een vrijgevochten journaliste? 

Die moordscène is één van de meest hartverscheurende momenten uit de film. Nedjma bezoekt haar moeder en samen met Linda delen ze sfenj (Marokkaanse donuts) en dollen ze met haiks – de witgele variant van de zwarte nikab die traditioneel door vrouwen in de Maghreb werd gedragen. Voor Nedjma de deur uitgaat, roept ze Linda omdat een gesluierde bezoekster naar haar vraagt. Dan volgt plots een schot en wordt alles stil. Zonder achterom te kijken vullen Nedjma’s ogen zich met tranen. De shock is voor haar even groot als voor de toeschouwer. 

Vanaf dan biedt Nedjma alleen nog maar meer weerstand tegen het regime. Ze moet en zal een modeshow houden met haiks die ze omtovert tot stijlvolle galajurken. Het is pijnlijk om te zien hoe deze verzetsdaad steeds meer onmogelijk wordt gemaakt door de agressieve, vrouwonvriendelijke realiteit. Een gearrangeerd huwelijk, partnergeweld, een verstoting uit de familie vanwege een ongewenste zwangerschap; met al die zaken krijgen Nedjma’s vriendinnen te maken. Tijdens momenten van vriendschap, zoals wanneer de vier meisjes zwemmen in een voor de rest verlaten zee, durf je even te hopen. Tegenslag en veerkracht wisselen elkaar razendsnel af. Papicha portretteert ondernemende, creatieve universiteitsstudentes: een beeld waarin veel westerlingen zich zullen herkennen. Het hoeft niet te verbazen dat Meddour, kind van intellectuelen, zelf journalistiek en regie studeerde in Frankrijk, nadat ze op haar 17de vluchtte uit Algerije. 

Door de vele close-ups en de handgehouden cameraopnamen zit je dicht op de huid van de personages. Meddour koos in het zonovergoten Algiers voor hoge contrasten en warme kleuren. Prachtige gezongen poëzie van Beihdja Rahal, de koningin van de Andalusische nuba, begeleidt de vrouwen in hun strijd. De scène waarin de studentes gezamenlijk voetballen, krijgt dankzij Vivaldi’s Carnevale di Venezia iets verhevens. Van Raina Raï hoor je Algerijnse raïmuziek, opstandige pop die tijdens de burgeroorlog werd verworpen. Samira’s breekbare gezang in de intimiteit van de studentenkamer ontroert dubbel zo hard.

Op de achtergrond kondigen radio’s en televisies terroristische aanslagen aan. Die illustreren de van 1991 tot 2002 lopende Algerijnse burgeroorlog. In 1991 werden de eerste democratische verkiezingen gehouden sinds de Algerijnse onafhankelijkheid van 1962. Toen het fundamentalistische Front Islamique du Salut dreigde te winnen, annuleerde de overheid de parlementsverkiezingen. Vervolgens ontstond een bloederige oorlog tussen het nationale leger en extremistische milities. Naar schatting vielen er zo’n 150 000 doden.

Dit ‘zwarte decennium’ in de nationale geschiedenis eindigde toen president Abdelaziz Bouteflika in 2002 verklaarde dat alle terreurorganisaties verslagen waren. Sindsdien voeren hij en zijn partij, Front de libération nationale (FLN), een autoritair militair beleid. Er kwam nooit een waarheidscommissie en vandaag krijgen islamitische extremisten zelfs politieke of militaire aanstellingen. Hoewel Algerije rijk is aan olie en gas, heerst er gigantische armoede en piekt de jongerenwerkloosheid. Terrorisme en corruptie dragen bij aan die uitzichtloosheid. 

Toen Bouteflika in februari 2019 opkwam voor een vijfde ambtstermijn, reageerde het volk met opstanden. De 83-jarige president, met zijn slechte gezondheid ook ‘plant in een rolstoel’ genoemd, trad uiteindelijk af. In december kwam een andere pion uit het FLN aan de macht: Abdelmadjid Tebboune. Een wissel van de wacht, maar in wezen veranderde er niets.

In zo’n systeem kan cinema een verzetsinstrument worden. Dat bleek ook uit het filmprogramma van het festival rond Algiers dat Moussem Nomadisch Kunstencentrum eerder dit jaar organiseerde. Terwijl cinema na de onafhankelijkheid vooral ingezet werd om de nieuwe natie vorm te geven, gingen filmmakers vanaf de jaren negentig net focussen op de onrust en wantoestanden binnen de Algerijnse samenleving zelf. Papicha schrijft zich in in deze traditie.

Mounia Medour maakt met haar eerste langspeler niet alleen een ontroerend historisch drama, ze vertelt ook het verhaal van vrouwen die ondanks alles weigeren te zwijgen. In een land van censuur en onderdrukking maakt dat haar evenzeer een verzetsstrijder als haar hoofdpersonage. De betogingen in Algerije zijn nog steeds gaande en Mounia: wij horen je.