Kira Kovalenko’s tweede speelfilm speelt zich af in een voormalig mijnwerkersstadje in Noord-Ossetië, Rusland. We volgen Ada, een jonge vrouw die probeert los te komen van het gezin dat ze zowel afwijst als liefheeft. Het gezin bestaat uit haar overbezorgde, overdreven bezitterige vader Zaur, haar jongere broer Dakko en haar oudste broer Akim, de enige die het huis uit is gegaan om werk te vinden in de dichtstbijzijnde stad. Als de film begint, staat Ada nerveus op Akim te wachten bij de bushalte. Hij komt terug uit de gevangenis. Vader Zaur is zo vastbesloten zijn dochter bij zich in de buurt te houden dat hij haar paspoort in beslag heeft genomen. Zo hoopt hij dat ze hem niet in de steek zal laten, ook al heeft Ada dringend een operatie nodig om een aandoening te overleven, die Kovalenko niet echt beschrijft. Ada en Dakko moeten hun vader smeken de huisdeur te openen als ze naar buiten willen. De vraag is of Akim erin zal slagen zijn zus te bevrijden?
Kovalenko heeft gezegd dat haar film geïnspireerd is op een zin uit ‘Intruder in the Dust’ van Faulkner, over hoe niemand vrijheid kan verdragen. Dat is de kern van het dilemma waarmee Ada worstelt: hoe ontvlucht ze haar vader zonder te bezwijken onder het angstaanjagende onbekende dat haar te wachten staat zodra ze het dorp verlaat.
‘Unclenching the Fists’ is een uiterst deprimerende film, maar ontzettend goed in al zijn depressiviteit. Alles is grauw en smerig: zowel de woning als de omgeving waarin ze wonen. Ada ontdekt haar seksualiteit en wordt aangerand door haar vriendje. De groezelige, bruine kleuren waarin de film is gedrenkt maken het er niet fleuriger op. Na het zien van de film voel je een intense behoefte aan blauwe lucht boven een diepgroen landschap.