Sujo - Genummerde levens

door Jana Van Brussel

Meer nog dan een reflectie op de fysieke realiteit van geweld zoekt Sujo troost in mysterie en toont waarom een rationele lezing van die realiteit soms niet volstaat. 

Sujo wrijft de zweetdruppels met een platte hand van z’n gezicht. Hij schuifelt ongemakkelijk heen en weer en klimt naar de bestuurderszetel. Hij schreeuwt “Papa! Papa”, maar z’n stem klinkt dof langs buiten. Hij ademt op de borst, de zon brandt hoog, de auto heeft geen schaduw op dit uur van de dag. Later ligt hij opgekruld tegen z’n vader aan in bed. De man, Ocho, fluistert in het halfdonker. Hij was in het ravijn gevallen, kon er niet meer uit, sorry, hij doet wat hij kan, hij is maar alleen. Zijn stem mengt zich met het donkerblauw dat in de kamer hangt. Sujo dommelt in.  
 
Als zoon van een huurmoordenaar voor een Mexicaans kartel ligt geweld als een mantel om Sujo (Juan Jesús Varela) heen, en wanneer zijn vader gelyncht wordt, wordt het leven van de vierjarige Sujo op een haar na gespaard. Met slowmotionshots en dromerige stemecho’s sleuren Astrid Rondero en Fernanda Valadez je naar een slaperige diepte. De film vertelt zich als een parabel waar tijd wordt uitgesponnen, ingekort en versneld. Net zoals in een herinnering nemen sommige details een grotere plek in dan andere. 
 
Het lijkt alsof de film zich afspeelt in Sujo’s hoofd, en de relatie met zijn vader krijgt daarin een bijzondere rol. El Ocho (ook gespeeld door Juan Jesús Varela) is een bijna doorzichtige, ongrijpbare verschijning. Zijn gezicht is steeds gehuld in schaduw en enkel zijn stem maakt zijn aanwezigheid net iets echter dan een visioen. Na zijn dood groeit Sujo op in afzondering in de bergen met zijn twee tantes en hun zoons, Jeremy en Jai. De regisseurs schetsen het stadje waarin het drama zich afspeelt als een territorium met een eigen zwaartekracht, waar de drie jongens vroeg of laat allemaal worden neergetrokken. Binnen die grenzen komt het geweld waarmee ze worden geconfronteerd slechts als een echo tot de kijker. De sounddesign creëert een vacuüm waarin de beelden hangen, losgerukt van plaats en tijd. Individuele verhaallijnen worden verheven tot een breder spanningsveld, waar iedereen onderhevig is aan de grotere krachten die daarin spelen. Ze schuiven een zachtaardige, bijna tedere masculiniteit naar voren en weven een aangrijpende mystiek door de harde huid van het drugskartel. 

De drie jongens zitten rond het vuur wanneer Jeremy zijn T-shirt omhoog trekt en het nummer 32 onthult. Hoe kleiner het nummer, hoe harder je bent. Hij zegt niets over wat hij heeft moeten doen om dat nummer te krijgen, alleen wijst hij Sujo erop dat zijn vader ooit nummer 8 was. Dit is het punt waarop de film zich wendt naar een hardere realiteit. Het verhaal raakt in een stroomversnelling wanneer het kartel achter nummers 32-40 aan zit en Jeremy wordt gedood. Sujo vlucht naar de grootstad en wanneer hij daar arriveert, verlaat ook de mystiek hem, in een beeldvoering die steeds letterlijker wordt. Houdt de verdampende spirituele laag verband met de verhuis naar de stenen stad? 
 
De eerder ontweken clichés komen hier toch naar het oppervlak drijven. Sujo dwaalt rond op de universiteit, wordt onder de vleugels genomen door een professor, en beslist dat hij literatuur wil gaan studeren. Hij lijkt de schim van zijn vader te hebben afgeschud en verschanst zich achter de universiteitsmuren. Tot Jai hem bezoekt en duidelijk wordt dat het geweld dat hen volgt, doorsijpelt in het onderbewuste. Ook in Sujo’s huid staat het geweld geschreven.