Notturno: Overleven in de schaduw van oorlog

door Shauni De Gussem

Vier jaar na zijn Gouden Beer-winnaar Fuocoammare pakt de in Eritrea geboren Italiaanse documentairemaker Gianfranco Rosi uit met het immersieve en gestileerde Notturno. Een documentaire die, in ochtend- of avondlicht, verhalen vertelt van gewone mensen die proberen te overleven in gebieden getekend door gewapende conflicten. Na zijn première in Venetië won Notturno de prijs voor Cinematografie op het filmfestival van Sevilla. Rosi kreeg als speciale gast een eerbetoon tijdens IDFA 2020.

Geen journalist, geen nieuwscamera, geen blocnote vallen er te bespeuren in Notturno, Nadat Gianfranco Rosi (°1964) in Fuocoammare (2016) het Italiaanse eiland Lampedusa bezocht om de migratiecrisis te belichten trekt hij ditmaal naar de grensgebieden van Syrië, Irak, Koerdistan en Libanon om te focussen op de verborgen, ontwrichte levens van mensen verwikkeld in een overlevingsstrijd. Hier geen slagvelden of mitrailleurgeschut, en dus ook geen pers. Op deze plaatsen zoeken mensen naar normaliteit in een sfeer van constante dreiging en chaotische conflicten met legers, rebellengroepen en terroristen.

Koloniale erfenis 

Met Jacopo Quadri’s trage montage en zijn eigen sublieme cinematografie toont Rosi ons een volk dat al decennialang de koloniale erfenis, politieke inmengingen en staatsgrepen gelaten moet ondergaan. Het laatste shot van Notturno, waarin de jonge tiener Fawaz lijdzaam en bewegingsloos naar de toekomst kijkt, spreekt boekdelen. Hier maakt het niet uit wie er nu waar binnenvalt en welke natie zich mengt met welke dictatuur.

Iedereen draagt de gevolgen. De tieners die veel te jong de plaats moeten innemen van een afwezige ouder, de moeders wiens zonen achteloos vermoord werden en de dochters die in handen van wrede Daesh-strijders belanden. Wanneer de mensen in het grensgebied in een donkere nacht leven, dan is het geweld een bliksemslag die de duisternis doorscheurt. Vernietigend, onverwacht en ongezien snel weer weg. Ze aanbidden geen goden meer om de tragedie te stoppen. Dat stadium zijn ze al lang voorbij.

Een documentaire getuigenis

Rosi plaatst zowel zichzelf als de kijker in de positie van stille getuige van een leed dat amper gezien wordt door buitenaf. Als westerse buitenstaander kan hij deze mensen ook enkel deze kans om te getuigen bieden. Hij introduceert dit idee in de scène waar een klein groepje oude vrouwen in rouwkleren een lange tocht maakt doorheen een kapotgeschoten, verlaten fort. De vrouwen lamenteren de zoon van één van hen, een jongeman die gefolterd en vermoord werd door een passerend leger. Tijdens hun tocht schrijden de vrouwen traag door de gangen en raken ze elke muur en centimeter van zijn ondervragingscel aan. Als kijker blijven we op respectabele afstand terwijl de moeder huilt: “Hier ben jij ook gepasseerd, zoon. Hier heb je geleden. Ik voel je aanwezigheid. Ik sta je bij.” Notturno beoogt hetzelfde, in al zijn dubbelzinnigheden en nuances.

 

Mozaïek van nuance

Maar wanneer slaat het bekijken van het lijden van anderen om in ‘miserie porno’? Op deze vraag vindt Rosi minder gemakkelijk, of alleszins minder eenduidig, een antwoord. Via het

opbouwen van een mozaïek van verschillende verhalen streeft Notturno naar nuance. Kinderen laten met tekeningen een leerkracht zien welke gruwelijkheden zij meemaakten en onmiddellijk erna toont Rosi tientallen op elkaar gepropte mannen in oranje plunje, met hun ledematen langs, over en onder elkaar in een veel te kleine gemeenschappelijke cel.

Na de huilende vrouw die haar overleden zoon aanroept zien we een jongvolwassen man verder tuffen op een scooter. Haar zoon? Alleszins iemands zoon. Rosi laat niets aan het toeval over en tracht sentimentaliteit af te wisselen met geregisseerde nuance en speurt hier en daar zelfs naar een streepje humor. Wees gerust, dit is geen louter observerende cinema maar het lijkt er wel sterk op.

Fictie en documentaire verstrengelen

“Camera’s veranderen constant dingen” zegt Rosi in een Variety interview naar aanleiding van zijn passage op de afgelopen digitale edite van het IDFA. “Eens de camera er is, verander je de dynamiek en verander je de relatie. Al wat daarna gebeurt is hoe dan ook iets anders. Objectiviteit bestaat dus niet. (…) Wat wel bestaat is de waarachtigheid van wat je aan het filmen bent en van waarom je aan het filmen bent.”

Deze uitspraak verklaart Rosi’s keuze voor een hypergestileerde beeldvoering waarin gebeurtenissen soms gemanipuleerd aanvoelen omdat ze dat dus ook deels zijn. Dat het affect van de beelden beter de werkelijkheid benadert is voor Rosi belangrijker dan de illusie dat een documentairemaker objectieve observaties van de realiteit kan/moet maken. De poëtische metafoor van de eendenjager die ’s nachts het zwakke licht van de hevig brandende olietorens in de verte gebruikt om gemakkelijker zijn prooien te spotten is dan ook geen toeval. Via deze georkestreerde poëzie wil Rosi zijn punten maken.

 

Wanneer enkel het beeld rest

Wat opvalt is dat de documentaire weinig dialogen bevat. En wanneer die wel opduiken blijkt hun emotionele impact belangrijker dan wat er effectief wordt gezegd. In een klein psychiatrisch centrum wordt met beperkte middelen en enkele patiënten een toneelstukje over de complexe geschiedenis van de streek op poten gezet. Het uitgeprinte scenario dat de deelnemers in handen krijgen legt hen woorden in de mond. Ze studeren, herkauwen en imiteren alles netjes.

Toch maakt het proces iets los. In hen, maar ook in ons. Tussen hun monologen in toont de theaterregisseur filmpjes rond de koloniale inmenging, de misdaden van Daesh en tal van ontploffingen. Net als wij staan deze patiënten ver af van wat getoond wordt, maar zij staan er veel dichterbij dan wij. Misschien is dat ook de reden waarom Rosi toont en niet vertelt. Want wanneer mensen niet meer kunnen spreken, rest enkel het beeld. En wij, wij zijn hun getuigen.