Until Tomorrow, en al de rest is uitstelgedrag

door Laura Janssens

Een dag in Teheran, van ochtend tot avond, meer heeft Ta farda niet nodig om de paradox van liefde en leugen in tijden van verdrukking te schetsen.

Wanneer Fereshteh achter in een taxi de fopspeen van haar baby in haar handtas terugvindt, weet ze geen blijf meer met zichzelf. Ze heeft de baby zojuist de studentenkamer van haar beste vriendin Atefeh binnengesmokkeld. Zonder zijn fopspeen zou hij Atefehs kotgenoten kunnen wekken, en dan riskeert Atefeh van de universiteit gestuurd te worden. Ondertussen rijdt de taxi door het drukke Teheran naar Fereshtehs ongeduldige ouders. Hoe kan de vondst van wat zoveel liefde uitstraalt als een fopspeen inslaan als een bom? Ze controleert haar gsm een paar keer. Er rolt een traan over haar wang. Haar ouders weten niets van het bestaan van de baby en ze kan nergens anders terecht.

De premisse van Ali Asgari’s Ta farda (‘Until Tomorrow’) is rechtlijnig en volgt de structuur van een dag: ’s ochtends hoort Fereshteh dat haar ouders ’s avonds onverwacht zullen langskomen, waardoor ze last minute onderdak voor haar baby moet zoeken. Samen met Atefeh brengt ze hem naar het advocatenbureau van een vriendin, maar zij blijkt plots opgepakt te zijn. Het ziekenhuis wil de baby niet opvangen zonder geldig identiteitsbewijs, tenzij Fereshteh de verantwoordelijke wat ‘tederheid’ in ruil geeft. De meisjes moeten zich overal uit de voeten maken en de camera wandelt heel de film lang gehaast met hen mee. Wanneer de zon ondergaat, hebben ze half Teheran voorgelogen.

Dat Fereshteh zich liever in duizenden bochten wringt dan haar ouders de waarheid te vertellen, spreekt boekdelen over de onmogelijkheid van die keuze, zonder dat we daarvoor veel van haar voorgeschiedenis nodig hebben. De Iraanse actualiteit schemert voortdurend door in hun dialogen. Zo vraagt Fereshteh op een van de weinige rustpunten in de film waarom een advocate gearresteerd zou worden, waarop Atefeh “juist omdat ze advocate is” antwoordt en grapt dat ze best een taxi naar het parlement neemt om te vragen of ze de vrouwenwetten willen aanpassen. Atefeh stelt het voor als de enige binnenweg, maar die lijkt op alle mogelijke manieren gebarricadeerd.

Nieuwsverslagen over vrouwen die slachtoffer zijn van het Iraanse regime hebben onze blik op het land reeds gevormd. Maar net zoals de vrouwen die na de moord op Mahsa Amini op straat hun leven riskeerden met de slogan “Zan. Zendegi. Azadi / Woman, life, freedom”, wil regisseur Asgari zijn personages niet in een slachtofferrol duwen. Hij toont hoe de strijd voor vrouwenrechten ook op een persoonlijker niveau wordt gevoerd, hoe het politieke klimaat in mensen voortleeft en tot in de kleinste hoekjes van het dagelijkse leven doorsijpelt. In Ta farda vechten Fereshteh en Atefeh van zonsopgang tot zonsondergang voor het bestaansrecht van een buitenechtelijke baby.

“Het is maar voor één nacht, morgen kom ik hem ophalen”, herhaalt Fereshteh, al is het nog maar de vraag welk verschil een nacht kan maken als je van dag tot dag in een leugen leeft. Wanneer Fereshteh eindelijk in die taxirit naar huis belandt, vertaalt de longtake het gewicht van haar uitgestelde beslissing. De tergend langzame minuten staan hier fel in contrast met de eerdere snellere beelden en je voelt de film op adem komen. Maar wanneer de vondst van de fopspeen haar kaartenhuisje aan leugens dreigt ineen te storten, weten we dat eender welke keuze die ze maakt een moedige is.