Atlantique: Diasporaspoken in Dakar

door Sven Hollebeke

Met haar bezwerende genremix geïnspireerd door de Senegalse diaspora en migratieproblematiek werd regisseur Mati Diop (°1982) de eerste zwarte vrouw wiens film in de running was voor de Gouden Palm in Cannes. Uiteindelijk werd het de officieuze Zilveren Palm aangevuld met heel veel lof voor dit in de hoofd-en havenstad Dakar spelend ondefinieerbaar geestverhaal.

Schipper mag ik overvaren? Dat blijft de vraag die vele Afrikaanse jongeren zich noodgedwongen stellen. Een groot deel van het continent gaat nog steeds gebukt onder (kans)armoede. In de stoffige straten van de Senegalese hoofdstad Dakar heerst werkloosheid terwijl megalomane bouwprojecten beroep doen op uitgebuite arbeiders. Een daarvan is Souleiman, al drie maanden onbetaald door zijn afwezige werkgever. 


Net zoals vele van zijn generatiegenoten heeft hij oor naar de roep van de Europese arbeidsmarkt. De Atlantische Oceaan oversteken lijkt hem de enige uitweg. “Barcelone ou la mort” zoals de graffiti op de muren van heel wat gebouwen aan de Afrikaanse kust aangeeft. Wanneer Souleimans geliefde Ada verneemt dat het bootje van de vluchtelingen verdwenen is, maakt het voodoorealisme van ‘Atlantique’ plaats voor een bezwerend spookverhaal.

Mati Diop draagt als dochter van de gerenommeerde muzikant Wasis Diop en de Afrikaanse cinemapionier Djibril Diop Mambéty een niet te onderschatten erfenis met zich mee. Als geboren en getogen Parisienne dreigde ze de connectie met het land van haar voorouders te verliezen, maar een reis naar Senegal liet een blijvende impact na. “Wanneer je beslist de oceaan over te steken, dan ben je eigenlijk al dood”, vertelde een jongeman aan Mati. Haar reis resulteerde in de kortfilm ‘Atlantiques’, die op zijn beurt aan de basis lag van haar langspeeldebuut. 

Diop vertelt in ‘Atlantique’ een Odyssee zonder Odysseus. Vanuit het perspectief van Ada, de achtergelaten Penelope zo je wilt, reflecteert deze atypische migratie(probleem)film over de noodlottige exodus van Afrikaanse jongeren richting Europa. Ada is overgeleverd aan de genade van haar rijke verloofde Omar en een samenleving die nog steeds halsstarrig vasthoudt aan gedateerde genderpatronen. Zo traceert Diop de “Afrikaanse jeugd die ze nooit heeft gehad.

Voortdurend wisselt de Frans-Senegalese van genre, stijl en toon. Nu eens een sensueel portret van kalverliefde, dan weer een eigenzinnig detectiveverhaal en uiteindelijk een bovennatuurlijk suspenseverhaal met mysterieuze geesten die huizen in de achtergebleven meisjes. Daarvoor haalde Diop de mosterd bij de djinns – onzichtbare levensvormen – uit de islamitische traditie. Haar koppige stijlmix met wortels in de realiteit, folklore en fantasie overstijgt elke vorm van genre opdeling of stereotiep diaspora portret. 


De camera van Claire Mathon (die ook het passionele ‘Portrait de la jeune fille en feu’ in beeld bracht) capteert de rijke textuur van het leven in Dakar. De oceaan lijkt een woeste cesuur, een onoverbrugbare plas. Als kijker verdrink je in de bedwelmende beeldenstorm van wolkenkrabbers in de mist (en luchtvervuiling), de kleurrijke kust bij zonsopgang en -ondergang en de bijna magische in neonlicht gehulde strandclub waar de tienermeisjes ’s nachts afspreken. De beeldtaal is buitengewoon sfeerrijk en duidelijk geïnspireerd door Claire Denis. Wanneer cinema hypnose is, dan is Mati Diop een terecht gehypete hypnotiseur.